Ontstaan van Boom
Vermoedelijk ontstond Boom in de Romeinse periode. Boom behoorde aanvankelijk tot de parochie Kontich. In 1290 werd Boom, samen met Rumst, Terhagen, Willebroek, Ruisbroek en Heindonk verenigd tot de heerlijkheid 'het Land van Rumst'. In 1645 verkreeg de gemeente Boom een eigen schepenzegel en daardoor haar zelfstandigheid.
Waar komt de naam 'Boom' vandaan?
Boom is ontstaan nabij de Rupel, op de weg die de twee reeds bestaande dorpen Rumst en Schelle, respectievelijk aan de bron en aan de monding van de Rupel, met elkaar verbond. Op deze weg moet ergens een opmerkelijke boom gestaan hebben die, in of nabij de moerassige oeverstrook, de aandacht trok van de mensen die er te land of te water voorbij kwamen. Zon boom kon dienen ter oriëntering, als wegwijzer. De plaats zelf en de onmiddellijke omgeving werden aangeduid door uitdrukkingen als 'bij den boom', 'aan de boom', 'van de boom', enz. Naarmate de bevolking aangroeide en het dorp uitbreiding nam, werd het hele grondgebied 'den boom' en later 'Boom' genoemd.
Legenden betreffende de plaatsnaam
Eerste gangbare legende over het ontstaan van de plaatsnaam stelt dat een boom van een onbekende soort kwam aandrijven in de Rupel. Het hout was zo hard dat men tevergeefs trachtte de boom stuk te hakken. Doch onder de hand van een beeldhouwer ontstond zonder buitengewone inspanning een schoon Maria-beeld.
Volgens een andere versie droeg de aangespoelde boom reeds een Onze-Lieve-Vrouwbeeldje, of was het beeld zelf aangespoeld en door de eerste geloofsverkondigers in een buitengewone boom geplaatst.
Het gaat hier duidelijk om een 'onbekende' of 'buitengewone' boom van een zeldzame houtsoort. De verklaring voor deze legenden wordt in verband gebracht met de devotie tot Onze-Lieve-Vrouw. De centrumparochie is van ouds aan haar toegewijd. Nu nog bewaart het gemeentewapen trouw de herinnering aan deze eeuwenlange verering.
Van 'steenbakkerij'-gemeente tot handels- en wooncentrum
De Romeinen waren de eersten die het steenbakken in onze streken invoerden, maar de val van het Romeinse Rijk betekende ook het einde van de eerste baksteennijverheid. Omstreeks 1235 kwam de baksteenindustrie terug tot stand door de paters van St. Bernard van Hemiksem die materiaal nodig hadden voor de bouw van hun abdij (Sint Bernardusabdij te Hemiksem). De baksteennijverheid breidde zich geleidelijk uit langs de rechter Rupelboord. In 1345 is er voor het eerst sprake van een steenbakkerij te Boom (tichelgeleghe). Na zes eeuwen van alleen handsteenbakkerijen (handgelegen), werd in 1868 de eerste oven met doorlopend vuur, de ringoven, gebouwd. In 1896 telde Boom niet minder dan 48 steenbakkerijen en 42 fabrieken waar aarden pannen en tegels werden vervaardigd. Door het in gebruik nemen van een kleibagger in 1911 werd de mechanisering ingezet, doch de volledige automatisering van de baksteennijverheid dateert van 1966. Op dat moment werkten er in de gehele Rupelstreek ongeveer 5.000 personen in de baksteenindustrie, terwijl 7.000 personen werkzaam waren in aanverwante nijverheden.
Begin van de jaren 70 ging door de crisis in de bouwsector, de felle concurrentie en het gebruik van nieuwe bouwmaterialen, de baksteennijverheid in de Rupelstreek teloor.
Met de heropleving van de economie en dank zij het voorstuwende beleid van het gemeentebestuur heeft Boom haar centrumfunctie voor de Rupelstreek opnieuw herwonnen. Het socio-culturele leven gaat hand in hand met de heropbloei van het economisch welzijn van de streek. Een belangrijk aspect bij deze economische heropbloei is de nieuwe start die er gegeven is aan de woningbouw.
Boom vervult niet alleen op administratief vlak een centrumfunctie, maar is vanouds ook het scholencentrum van de Rupelstreek (6.000 leerlingen) met opleidingsmogelijkheden naar ieders behoefte en smaak.
Boom is met andere woorden geen slaapgemeente, maar een gemeente die leeft. Behoudens een administratief, cultureel en sportief centrum is Boom ook het handelscentrum van de streek. Niet alleen de meest verscheiden boetieks en handelszaken vinden hun gading in Boom, ook banken en zakenkantoren.
De Rupel
De Rupel ontstaat in Rumst door het samenvloeien van Nete en Dijle en mondt 12 km verder uit in de Schelde te Rupelmonde. De Rupel staat in verbinding met het zeekanaal Willebroek-Brussel. Aan de kade van Boom bedraagt de diepte van de Rupel bij laag water ongeveer 2,5 meter. Bij hoog water stijgt het waterniveau met 5,30 meter (bij springtij met 5,60 meter). De breedte bedraagt aan de kade ongeveer 200 meter.
Het veer
Met de veerboot kan je naar Klein-Willebroek, waar je een prachtig zicht hebt op Boom. De overzet is gratis. Meer informatie vind je op deze website.
De Rupeltunnel
De tunnel onder de Rupel en het zeevaartkanaal werd op 24 juni 1982 voor het verkeer opengesteld. Boom is immers uitstekend gelegen tussen Antwerpen en Brussel, pal in de Vlaamse Ruit. Onze gemeente is perfect bereikbaar via E19, A12, water en spoor.
Hondenfretters
Tijdens de eerste wereldoorlog werden in Boom honden geslacht in de hondenslachterijen. Het hondenvlees werd uitgevoerd naar Antwerpen. Hoewel het vooral de Antwerpenaren waren die hondenvlees aten, werden (en worden soms nog) de Bomenaars hondenfretters (hondeneters) genoemd.
Gemeentewapen en gemeentevlag
Wapen van de gemeente Boom
In zilver een gekroonde Onze-Lieve-Vrouw met kind Jezus en scepter van natuurlijke kleur, haar mantel van lazuur bezaaid met sterren van goud, staande voor een eik van sinopel op een zwevende grasgrond.
Vlag van de gemeente Boom
Twee even lange banen van blauw en van wit met in de broektop het gemeentewapen.